De Samojeed

Ivy Kilburn Scott met Samojeden

De Samojeed

 

De Nederlandse Samojeden Club behartigt de belangen van de Samojeed.

 

De rasstandaard geeft een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van een Samojeed.

 

 

Een rasportret

Enkele punten uit de rasstandaard van 1909 zoals samengevat door Ernest Kilburn Scott in een artikel in The Queen The Lady's Newspaper, gepubliceerd op 15 mei 1909.

Expression: Thoughtful, and remarkably pretty in face...

Intelligence: Unusual intelligence as shown by the many purposes for which the dogs are used by the Samoyede people, and ease with which they can be taught tricks...

Eyes: Very expressive and humanlike, sparkling when excited...

Antarctic Bru, in 1915 bij de Kilburn Scotts geboren uit Southern Cross en Zembla

De Samojeed is een poolhond, afkomstig uit de onherbergzame gebieden van Noord-Rusland en Siberië. Hij leefde daar als manusje-van-alles bij een groep nomadenstammen, de Samojeden. Het Russische woord samojeed heeft de weinig vleiende betekenis menseneter; reden genoeg om over Nenets, Enets en Nganasan te spreken als het over deze volkeren gaat. De Samojeden gebruikten hun honden niet alleen voor de jacht en voor het hoeden en drijven van de rendieren, maar, vanwege hun vriendelijke karakter, ook als gezelschap in de tenten en om de kinderen warm te houden. Hoewel men zich goed kan voorstellen dat deze honden ook voor de slee gezet zijn, is er weinig historisch bewijs dat ze bij deze volkeren gebruikt zijn om lasten te trekken. Rendieren zijn immers groter en sterker en daardoor meer geschikt voor het zwaardere werk als trekdier. Voor de slee zullen de honden vooral voor het trekken van lichtere vrachten gebruikt zijn. Wel is bekend dat ten tijde van de poolexpedities ook de honden van de Samojeden tot grote tevredenheid gebruikt zijn om de sleden van ontdekkingsreizigers als Fridtjof Nansen* te trekken. Een aantal honden is na dergelijke poolexpedities in Engeland terechtgekomen en gebruikt om te fokken.

Ook een stukje historie: Prinses Wilhelmina met pups (1958). Moeder Ibur Stella ligt aan haar voeten.

Prinses Wilhelmina fokte onder de kennelnaam ‘Van het Aardhuis’ twee nesten met de Noorse importteef Ibur Stella en de reu Bertil.

Het was het Engelse echtpaar Ernest en Clara Kilburn Scott dat in de vroege jaren van de twintigste eeuw de basis heeft gelegd voor het ras zoals we dat nu kennen. Ernest Kilburn Scott, een houthandelaar, was op zijn reizen naar Siberië in aanraking gekomen met de Samojeden en hun honden. Hij nam eerst de bruine reu Sabarka en later de ook niet geheel witte teef Whitey Petchora mee naar Engeland. Er volgden meer importen, onder andere via Australië waar ook Samojeden terecht waren gekomen na zuidpoolexpedities. Zo vormde slechts een klein aantal honden de basis voor het ras.** Onder de kennelnaam Farningham begonnen de Kilburn Scotts met fokken. Na een aantal generaties gefokt te hebben stelden zij in 1909 de eerste rasstandaard op die in de loop der jaren een aantal malen is veranderd. Voor meer informatie over de vroege geschiedenis van het ras verwijs ik graag naar de informatieve website www.oldsams.info.

Het ras won aan populariteit en in 1924 importeerde mejuffrouw Dickhoff als eerste Samojeed in Nederland een teef uit de Farningham kennels van de Kilburn Scotts. Meer honden volgen. Zij begint kennel Samoya en richt in de zomer van 1932 samen met de dames Van Ogten en Kuipers de Nederlandse Samojeden Club op.

De Samojeed is een elegante verschijning met zijn overvloedige witte vacht en zijn vriendelijke gezichtsuitdrukking. Het is een sterke, middelgrote hond, met een krachtig, onvermoeibaar gangwerk, met lange passen. Zijn houding is trots, wat nog versterkt wordt door zijn mooie staart die hij meestal in een fraaie krul over zijn rug draagt. Hij heeft een wigvormig hoofd met beweeglijke rechtopstaande oren, donkere, amandelvormige, ietwat schuinstaande ogen, een zwarte (soms lichtbruine) neus en strakke zwarte lippen, die zich regelmatig in een glimlach plooien.

Samojeden hebben een dubbele vacht, wit of biscuitkleurig. De ondervacht is zacht en wollig, terwijl de bovenvacht bestaat uit langere iets stuggere haren met glinsterende punten, die het in noordelijke streken zo schaarse zonlicht opnemen, zodat ieder beetje warmte zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt. De vacht mag niet te lang zijn en moet enigszins uitstaan zodat zoveel mogelijk lucht tussen de haren blijft zitten. Bij een te lange vacht zouden de haren plat gaan liggen en zou dus deze isolerende werking verloren gaan.

Behalve dat zo'n vacht er prachtig uitziet en een bijzonder hoge aaibaarheidsfactor heeft, zit er natuurlijk ook het nodige onderhoud aan. Een Samojeed wordt niet getrimd. De vacht is reukloos en zelfreinigend, dus een bad is dan ook hoogst zelden nodig. Er moet echter wel gekamd worden. Gewoonlijk is een keer in de week wel genoeg, maar als ze in de rui zijn - dat gebeurt een a twee keer per jaar - moeten ze vaker gekamd worden. Hele bergen wol komen dan uit de vacht! En inderdaad: die vind je door het hele huis. Samojedenwol is overigens goed te spinnen en geeft heel bijzondere breisels.

Samojeden hebben een vriendelijk, zacht, open, vrolijk en levendig karakter mét een Eigen Wil, die om een consequente maar toch zeker ook zachtaardige opvoeding vraagt. Het zijn echte gezelligheidsdieren, die het heerlijk vinden om urenlang aangehaald worden. Honden die zo gek op mensen zijn, en op kinderen trouwens ook, zijn natuurlijk niet geschikt om hun dagen in eenzaamheid door te brengen, terwijl hun mensen de hele dag werken.

Zijn ze in huis in het algemeen vrij rustig, buiten komen ze helemaal in hun element. Ze hebben heel veel energie en voldoende beweging is dan ook beslist nodig. In hun enthousiasme kunnen sommigen behoorlijk hard trekken aan de riem en veel Samojeden verloochenen ook hun jachtinstincten niet. Loslopen kunnen de meeste Sams prima, maar ook dan hebben ze die consequente baas wel nodig. In het algemeen geldt dat een goed opgevoede Samojeed zeer prettig en gehoorzaam gezelschap is.

Samojeden hebben de naam nogal blafferig te zijn. Helaas, dat klopt tot op zekere hoogte… Gelukkig zijn het zeker niet allemaal van die luidruchtige blaffers en wil ook op dit punt de consequente opvoeding zijn dienst bewijzen. 'Praten' is een andere eigenaardigheid van de Samojeed. Met enige regelmaat maken ze lage keelgeluiden, zowel tegen elkaar, bijvoorbeeld tijdens het spelen, als tegen hun menselijke roedelgenoten. En over vreemde geluiden gesproken: ze laten af en toe gehuil horen waar een wolf trots op zou zijn…

Een Samojeed werkt graag en echt niet alleen als sledehond! Met de baas hardlopen of naast de fiets rennen vinden ze heerlijk, maar ook bij hondensporten als flyball en behendigheid kunnen ze zich helemaal uitleven. Als sledehonden kunnen Samojeden bijzonder fanatieke werkers zijn, die zowel op de korte, als op de middellange en lange afstanden goed kunnen presteren. Het is een geweldige ervaring om je honden met zoveel plezier zo hard te zien werken!

 

* Marina Kuzina, Brief history of the Samoyed, Newsletter 2 of the Primitive and Aboriginal Dog Society, 2004

** Sarah de Monchy and Pieter Keijzer, On the preservation of a cultural heritage, Newsletter 3 of the Primitive and Aboriginal Dog Society, 2004

Contactgegevens

Alie Bartol-Takens

Roden

lusjkaya@gmail.com

050-5018030

 

Dorien Damstra

Putten

dorien@lusjkaya.nl

06-44655055

Facebookprofielpagina